Nieuw land in Flevoland

Eén van de plekken waar na de Tweede Wereldoorlog hard gewerkt werd aan een flinke voorraad nieuwe woningen was Flevoland.

De hoofdstad van deze twaalfde Nederlandse provincie werd Lelystad genoemd, naar ingenieur Cornelis Lely (1854-1929). Deze waterbouwkundige en politicus was een groot voorstander van inpoldering van de Zuiderzee. De publieke aandacht voor zijn plannen groeide enorm toen in 1916 door zware storm over de Zuiderzee verschillende dijken braken en de zeedijken rondom Amsterdam het nauwelijks hielden.

Het gevolg was dat twee jaar later de Zuiderzeewet ondertekend werd en in 1920 begonnen kon worden aan de bouw van de Afsluitdijk. Hierna kon gestart worden met het droogmalen van de Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland en tenslotte Zuidelijk Flevoland.  

Terwijl de Noordoostpolder nog puur als landbouwgebied werd ingericht, speelden bij het kiezen van een bestemming voor Oostelijk Flevoland en later Zuidelijk Flevoland andere overwegingen een rol.  

Behalve ruimte voor recreatie moest in deze polders de bevolking van de Randstad en het Gooi worden opgevangen. En dat was wel nodig want in de na-oorlogse grote steden was de ruimte schaars en waren er veel te weinig betaalbare huizen. De huizen die in Flevoland uit de grond werden gestampt waren voor de stadsbewoners aantrekkelijk omdat daar voor weinig geld een groot huis met tuin te krijgen was en er bovendien nog genoeg ruimte voor recreatie was.  

Hoewel er al vanaf de jaren veertig mensen op het nieuwe land woonden, werd
Flevoland werd pas in 1986 officieel de twaalfde provincie van Nederland. Voor die tijd hadden de bewoners nog geen stemrecht voor de provinciale staten en daarmee stemden ze dus voor 1986 niet mee voor de Eerste Kamer.

Meer info:

  • A.J.Geurts, Walburgpers Zwolle, 1993, Woningbouw in Flevoland, de rijkswoningbouwstichtingen in Lelystad, Almere en Zeewolde.
  • Website over de geschiedenis van Flevoland www.flevolandbovenwater.nl
  • Webpagina over Cornelis Lely

5 december – pakjesavond

Aan de vooravond van de naamdag van Sint-Nicolaas zetten kinderen hun schoen in de hoop dat de Sint hun braafheid zou belonen. In de loop van de tijd kwam de pakjesavond in zwang. Sindsdien hoeven kinderen niet meer tot de volgende ochtend te wachten voor ze weten wat ze krijgen.