Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh

Er zijn in Indonesië 'incidenten' waarbij Nederlandse soldaten zijn betrokken: een treinwagon waarin krijgsgevangen door verwaarlozing omkwamen (Bondowoso-affaire) en het bloedbad in het dorp Rawagedeh.

Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 49 sec.)

Media:

  • Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh
    Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh
    Er zijn in Indonesië 'incidenten' waarbij Nederlandse soldaten zijn betrokken: een treinwagon waarin krijgsgevangen door verwaarlozing omkwamen (Bondowoso-affaire) en het bloedbad in het dorp Rawagedeh.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 49 sec.)
    Guerillaoorlog na politionele actie
    Guerillaoorlog na politionele actie
    Na de eerste poltionele actie in 1947 was er officieel een staakt het vuren na internationale druk. In werkelijkheid ging de oorlog door, de Indonesiërs begonnen een guerilla en de Nederlanders grepen hard in. Met Bromlewe en Sukotjo.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (2 min. 43 sec.)
    Onze jongens in Indië
    Onze jongens in Indië
    De Regeringsvoorlichtingsdienst maakte een vrolijke film met een boodschap voor het thuisfront over het dagelijkse wel en wee van 'onze jongens' die hun plicht doen in Indonesië.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 6 sec.)

Excessen, incidenten en zuiveringen

Gedurende de hele onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië is het optreden van het Nederlandse leger onderwerp van discussie geweest.
Dat gebeurde vooral in de linkse pers, die tamelijk kritisch was over de oorlog in den vreemde en bovendien regelmatig gevoed werd door brieven van militairen en ook predikanten over wat er daar allemaal mis ging.

Maar wat er precies gebeurd is en hoe de Nederlandse troepen zich tijdens de soms extreem moeilijke omstandigheden hebben gedragen – daar is eigenlijk weinig over bekend. Er is wel een regeringsnota geschreven over excessen en vermeende excessen, maar daarin ligt de nadruk sterk op individuele, incidentele misdragingen.

Een structureel onderzoek naar geweldstoepassing is er nooit gekomen – een motie die vroeg om een parlementaire enquête naar het onderwerp werd in 1969 door de Tweede Kamer afgewezen.

De socioloog J.A.A. van Doorn, zelf als dienstplichtige in Indonesië geweest, heeft met zijn collega W.J. Hendrix in een studie naar het geweld in Indonesië vastgesteld, dat zo’n onderzoek naar de verantwoordelijkheid te dicht op de huid van de betrokken politici van destijds zou komen.

En voor militairen rest er dan vrijwel geen andere oplossing dan zwijgen, en het koesteren van wat Van Doorn en Hendrix ‘pelotonsgeheimen’ noemen – overal gebeurt wel wat, meestal waar niemand bij is, en lang niet alles wordt gerapporteerd want dat levert alleen maar ellende op.

Zo is er over het geweld in Indonesië een hevig tekort aan kennis, en een overvloed aan opinie. De sociologen citeren met instemming de schrijver (en later politicus) Aad Nuis die schreef:

‘Door het officiële zwijgen en de verhalen in de huiskamers is de situatie ontstaan waarin de gemiddelde volwassen Nederlander over deze zaak tegelijk niets en van alles weet: een vage tussentoestand, die juist daardoor nog angstwekkender is, en liefst zo ver mogelijk uit de aandacht wordt gebannen.’


Bronnen:
*J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix, 'Ontsporing van geweld' (Rotterdam, 1970)
*'Excessennota' (Den Haag, 1969), heruitgegeven in 1995, ingeleid door prof. dr. Jan Bank.
*'De excessennota' (Andere Tijden)