Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh

Er zijn in Indonesië 'incidenten' waarbij Nederlandse soldaten zijn betrokken: een treinwagon waarin krijgsgevangen door verwaarlozing omkwamen (Bondowoso-affaire) en het bloedbad in het dorp Rawagedeh.

Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 49 sec.)

Media:

  • Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh
    Lijkentrein en bloedbad Rawagedeh
    Er zijn in Indonesië 'incidenten' waarbij Nederlandse soldaten zijn betrokken: een treinwagon waarin krijgsgevangen door verwaarlozing omkwamen (Bondowoso-affaire) en het bloedbad in het dorp Rawagedeh.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 49 sec.)

Bondowoso-affaire: lijkentrein

Een van de schrijnendste gevallen uit de periode 1945-1949 is zonder twijfel de Bondowoso-affaire geweest.
Dat ging om een transport van krijgsgevangenen, die van de overvolle gevangenis in het Oost-Javaanse dorp Bondowoso naar Surabaya moesten worden overgebracht. Daarbij ging, op 23 november 1947, alles mis.

Door de slordige organisatie en het gebrek aan toezicht op de in drie afgesloten goederenwagons opgesloten gevangenen vielen er slachtoffers: toen de trein in Surabaya na een reis van 14 uur openging, bleken 46 van de 100 inzittenden te zijn bezweken.

Ze hadden geen eten en geen drinken gehad, de deuren van de treinen waren niet open geweest, de trein had uren in de brandende zon gestaan en op het hulpgeroep had niemand gereageerd, ook de treinbegeleiders niet.

Bij de rechtszaak, eind juli 1948, werd duidelijk dat de leiding over het transport was toevertrouwd aan een verlofganger, een administrateur. Hij had nog nooit een operationele taak gehad, zijn dienst zat erop en hij had onvoorbereid de documenten over de groep gevangenen in zijn handen geduwd gekregen.

Toen hij door de krijgsraad als enige schuldig werd bevonden (hij kreeg één maand celstraf), brak er in de kranten een golf van verontwaardiging los.

In het hoger beroep waren de straffen strenger: toen kreeg de organisator van het transport acht maanden, en de transportleider 4,5 maand. Tegen zes andere begeleiders werd een iets kortere straf uitgesproken.

Voor de transportleider-tegen-wil-en-dank, Arie Douwe Jippes uit de kop van Noord-Holland, was het een traumatische ervaring die hij zijn leven lang niet kon vergeten. Hij deed na terugkeer zoveel mogelijk vrijwilligerswerk in zijn dorp, omdat hij hoopte dat hij daarmee iets van zijn schuld kon aflossen.

De verantwoordelijke commandant van het Tweede Infanteriebataljon van de Mariniersbrigade in Bondowoso, H. van der Hardt Aberson, is buiten schot gebleven, hij had zich niet met het transport bemoeid, had de hele kwestie aan ondergeschikten overgelaten.

Hij was, vond de aanklager, wel verantwoordelijk maar strafrechtelijk niet te vervolgen. Na de catastrofe met de trein is er een regen van nieuwe voorschriften over de verschillende bataljons neergedaald – zoiets mocht nooit meer voorkomen.


Bron:
*Ad van Liempt, 'De Lijkentrein' (Den Haag, 1997)