Opvang in Westerbork

De Nederlandse overheid is in 1939 bezig met grootschaliger opvangmogelijkheden. Het wordt uiteindelijk een plek in Drenthe.
Staatsbosbeheer heeft een stuk grond van 500 bij 500 meter in de aanbieding in Westerbork, mijlenver van de bewoonde wereld.

De bouw van de barakken in wat een vluchtelingenstad moet worden begint in augustus 1939, en in oktober trekken de eerste 22 bewoners er al in.

Binnenlandse Zaken gaat het kamp beheren. De eerste directeur is D.A. Syswerda. Hij betrekt de ruime houten woning die aan de rand van het kamp voor hem is opgetrokken en schrijft over de eerste dagen in zijn maandverslag:

‘De stemming was uitstekend, er stond een stevige pan soep klaar, de barak was klaar voor de ontvangst en maakte met de prima bedden en prachtige dekens een uitstekende indruk en nog dezelfde avond gingen de eerste berichten uit, dat het nog niet zo kwaad was in het nieuwe kamp.’

De joodse Duitse vluchteling Werner Bloch behoorde tot die eerste groep. Hij herinnerde zich later vooral de treurigheid van de plek waar hij terecht kwam:

‘Des te verder we kwamen, des te eenzamer werd het. Op een gegeven moment zag je alleen nog maar heidevelden. Af en toe bosjes. En waar uiteindelijk het vluchtelingenkamp zou komen, was een enorm grote vlakte waar alleen hei en zand zich bevonden en wat erg troosteloos was.’

De joodse Oostenrijkse vluchteling Fred Schwarz kwam na het begin van de oorlog in Westerbork, in juli 1940. Ook hij werd niet echt vrolijk van de eerste aanblik:

‘Een desolater, mistroostiger aanblik kan ik mij niet voorstellen. Er is wat wind die het zand opwoelt en een soort mist legt over een kaal, dor en droog landschap. Ik kan er niets van die veel bezongen schoonheid van de heide in terugvinden.’

Vlucht van de vluchtelingen na invasie

Het aantal vluchtelingen in het kamp Westerbork bleef aanvankelijk nogal beperkt, en groeide uiteindelijk tot ongeveer 1.100. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen hebben enige honderden joodse kampbewoners geprobeerd een goed heenkomen te vinden.

Hun trein strandde eerst bij de opgeblazen spoorbrug in Zwolle en later bleek dat ze ook de Afsluitdijk niet over konden. Ze keerden allen terug naar het kamp, om daar de gebeurtenissen af te wachten. Ze werden over het algemeen met rust gelaten.

Al was het een slecht voorteken dat er in het voorjaar van 1942 een grote hoeveelheid barakken werd bijgebouwd, waardoor er veel meer woonruimte ontstond dan die 1.100 vluchtelingen nodig hadden. Spoedig zou blijken waar die barakken voor bedoeld waren.

Meer over dit onderwerp