Twee herdenkingen
In 1952 weigerde de burgemeester van Amsterdam D’Ailly een optocht naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats toe te staan, en volgens het partijblad van de CPN ‘trad hij daarmee in een nazitraditie’.
In Het Parool werd het verbod op ‘de communistische schandaalvertoning’ toegejuicht. Er kwamen in 1952 twee gescheiden herdenkingen, één vroeg in de morgen van de gemeente en een tweede, ’s middags, van de CPN. Die laatste werd veel drukker bezocht. Zo bleef het vele jaren – twee herdenkingen, vanaf 1953 bij het in december 1952 onthulde beeld van Mari Andriessen, de Dokwerker.
De onderlinge strijd werd alleen maar heviger. In 1953 was een oproep in De Waarheid om de staking te herdenken met een demonstratie ondertekend door een groep sympathisanten, onder wie de historicus Jacques Presser.
Dat viel helemaal verkeerd bij Het Vrije Volk, de krant van de Partij van de Arbeid, waarin deze woede-aanval viel te lezen:
‘Hoe is het mogelijk dat niet-communisten met communisten samen deze oproep hebben ondertekend, terwijl achter het IJzeren Gordijn de galgen voor de Joden worden opgericht?
Hoe is het mogelijk dat Joden samen met communisten het verzet tegen de deportatie van Joden herdenken?
Hoe durven communisten van verzet tegen antisemitisme spreken, terwijl de angst de Joden in Rusland en zijn satellietlanden doet sidderen? Hoe durven ze?’