Jodensterren en Joodse Raad
De Duitsers voeren de Jodensterren (gemaakt in Enschede!) in 1942 in en krijgen daarbij de medewerking van de Joodse Raad o.l.v. Asscher en Cohen, die erger probeert te voorkomen. Dagboekfragment en trouwerij.
Bron: De Oorlog, deel 5 (2 min. 30 sec.)
Media:
-
Jodensterren en Joodse RaadDe Duitsers voeren de Jodensterren (gemaakt in Enschede!) in 1942 in en krijgen daarbij de medewerking van de Joodse Raad o.l.v. Asscher en Cohen, die erger probeert te voorkomen. Dagboekfragment en trouwerij.Bron: De Oorlog, deel 5 (2 min. 30 sec.)
Jodenster
Op 29 april 1942 stond er weer een nieuwe verordening in de Nederlandse kranten, artikel 45 van verordening nr 138/1941. Het betrof een maatregel die als de kroon op de isoleringspolitiek kan worden gezien: Joden moesten vanaf zondag 3 mei 1942 een gele katoenen zespuntige ster gaan dragen.
Voortaan moest iedere Jood boven de zes jaar die zich in het openbaar vertoonde, een jodenster dragen. Deze moest op de kleding vastgenaaid zijn, links op de borst, niet gespeld of met drukknoopjes. Met dezelfde wet die het voor Joden verplicht maakt de jodenster te dragen wordt het hen verboden andere onderscheidingen en insignes te dragen.
Op niet-dragen van de ster stond een straf van 'zes maanden hechtenis of duizend gulden boete'. Iedereen begreep wel dat die 'hechtenis' waarschijnlijk betekende: de dood in een Duits kamp. Controle op naleving was gemakkelijk, joden hadden immers het stempel 'J' in hun persoonsbewijs staan.
Die ster was in andere landen al eerder ingevoerd, in Polen eind 1939, in Duitsland juni 1941. De voorzitters van de Joodse Raad in Amsterdam kregen de mededeling als eerste te horen van Ferdinand Aus der Fünten, de chef van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung.
Ze moeten erg geschrokken zijn, toen ze van Aus der Fünten een paar balen gele stof kregen overhandigd, waar de sterren al op voorgedrukt waren. Protesten hadden geen zin, de Joodse Raad werd belast met de distributie van de sterren.
Het personeel maakte overuren om de voorraad sterren te verpakken. Het waren er in totaal 569.355. Ze moesten in afgetelde porties worden verzonden naar de diverse bureaus van de Joodse Raad, binnen en buiten Amsterdam.
Alle joodse burgers waren verplicht vier sterren te kopen, à 4 cent per stuk. Ze moesten er ook een distributiebon voor inleveren, een textielpunt. De Joodse Raad, zo meldde het Joods Weekblad, had nuttige tips tegen slijtage en verkleuring:
‘Het is gewenst de Jodensterren omwille van de kleurechtheid vóór deze op de kleren te bevestigen te wassen in aluin- of azijnwater. Voorts verdient het om dezelfde reden aanbeveling de sterren van een voering te voorzien.’
Waar kwamen de sterren vandaan?
Waar die lappen stof vandaan kwamen is heel lang een goed bewaard geheim gebleven. In de oorlog wist de Joodse Raad zelf de herkomst niet. Dr L. de Jong ging er nog vanuit dat ze uit Polen kwamen, uit het getto van Lodz.
Pas in 1997 heeft de historicus Johannes Houwink ten Cate de herkomst ontdekt: Twente. De textielfabriek De Nijverheid, altijd in bezit geweest van de vooraanstaande joodse familie Van Gelderen, had onder een Duitse Verwalter de opdracht voor de jodensterren gekregen.
Henk van Gelderen, die na de oorlog directeur werd van de fabriek, heeft na de oorlog in het archief een soort proefdruk van de ster gevonden, met een precieze beschrijving van de stof en de verfstoffen – het archiveren van die gegevens was gebruikelijk in verband met eventuele nabestellingen.
Op niet-dragen van de ster stond een straf van 'zes maanden hechtenis of duizend gulden boete'. Iedereen begreep wel dat die 'hechtenis' waarschijnlijk betekende: de dood in een Duits kamp. Controle op naleving was gemakkelijk, joden hadden immers het stempel 'J' in hun persoonsbewijs staan.
Die ster was in andere landen al eerder ingevoerd, in Polen eind 1939, in Duitsland juni 1941. De voorzitters van de Joodse Raad in Amsterdam kregen de mededeling als eerste te horen van Ferdinand Aus der Fünten, de chef van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung.
Ze moeten erg geschrokken zijn, toen ze van Aus der Fünten een paar balen gele stof kregen overhandigd, waar de sterren al op voorgedrukt waren. Protesten hadden geen zin, de Joodse Raad werd belast met de distributie van de sterren.
Het personeel maakte overuren om de voorraad sterren te verpakken. Het waren er in totaal 569.355. Ze moesten in afgetelde porties worden verzonden naar de diverse bureaus van de Joodse Raad, binnen en buiten Amsterdam.
Alle joodse burgers waren verplicht vier sterren te kopen, à 4 cent per stuk. Ze moesten er ook een distributiebon voor inleveren, een textielpunt. De Joodse Raad, zo meldde het Joods Weekblad, had nuttige tips tegen slijtage en verkleuring:
‘Het is gewenst de Jodensterren omwille van de kleurechtheid vóór deze op de kleren te bevestigen te wassen in aluin- of azijnwater. Voorts verdient het om dezelfde reden aanbeveling de sterren van een voering te voorzien.’
Waar kwamen de sterren vandaan?
Waar die lappen stof vandaan kwamen is heel lang een goed bewaard geheim gebleven. In de oorlog wist de Joodse Raad zelf de herkomst niet. Dr L. de Jong ging er nog vanuit dat ze uit Polen kwamen, uit het getto van Lodz.
Pas in 1997 heeft de historicus Johannes Houwink ten Cate de herkomst ontdekt: Twente. De textielfabriek De Nijverheid, altijd in bezit geweest van de vooraanstaande joodse familie Van Gelderen, had onder een Duitse Verwalter de opdracht voor de jodensterren gekregen.
Henk van Gelderen, die na de oorlog directeur werd van de fabriek, heeft na de oorlog in het archief een soort proefdruk van de ster gevonden, met een precieze beschrijving van de stof en de verfstoffen – het archiveren van die gegevens was gebruikelijk in verband met eventuele nabestellingen.
De jodenster is bijna overal in het nazi-rijk ingevoerd, van het westen tot het Oostfront.
In Polen werd meteen na de bezetting al een herkenningsteken voor Joden (en voor joodse winkels) ingevoerd (september 1939). Vanaf december 1939 wordt gespecificeerd dat het een gele ster moet zijn met daarin het woord ‘jood’.
Tsjechoslowakije en Duitsland volgen snel (1941). In Duitsland is de jodenster vanaf 19 september 1941 verplicht voor Voljoden (berichtgeving is op 1 september). Wie zich hier niet aan houdt, kan rekenen op een geldboete of zes weken gevangenisstraf.
In 1942 volgen Nederland, België en na verzet – Frankrijk. In Frankrijk wordt al vanaf december ’41 geprobeerd de ster in te voeren, maar dit stoot op veel weerstand van het Vichy-regime en kan pas op 7 juni 1942 doorgevoerd worden in een deel van Frankrijk. In België geldt vanaf 3 Juni 1942 de verplichting tot het dragen van de ster.
In Finland (bondgenoot van Duitsland), Noorwegen (bezet gebied), Denemarken (idem) en Vichy-Frankrijk werd de jodenster niet ingevoerd.
In Polen werd meteen na de bezetting al een herkenningsteken voor Joden (en voor joodse winkels) ingevoerd (september 1939). Vanaf december 1939 wordt gespecificeerd dat het een gele ster moet zijn met daarin het woord ‘jood’.
Tsjechoslowakije en Duitsland volgen snel (1941). In Duitsland is de jodenster vanaf 19 september 1941 verplicht voor Voljoden (berichtgeving is op 1 september). Wie zich hier niet aan houdt, kan rekenen op een geldboete of zes weken gevangenisstraf.
In 1942 volgen Nederland, België en na verzet – Frankrijk. In Frankrijk wordt al vanaf december ’41 geprobeerd de ster in te voeren, maar dit stoot op veel weerstand van het Vichy-regime en kan pas op 7 juni 1942 doorgevoerd worden in een deel van Frankrijk. In België geldt vanaf 3 Juni 1942 de verplichting tot het dragen van de ster.
In Finland (bondgenoot van Duitsland), Noorwegen (bezet gebied), Denemarken (idem) en Vichy-Frankrijk werd de jodenster niet ingevoerd.
Meer over dit onderwerp
Links