Nederlandse Jodenjagers
Niet alleen Duitsers zoeken naar joodse onderduikers. Ze kregen hulp van Nederlandse premiejagers van het Amsterdamse Bureau voor Joodse Emigratie die ongeveer 15.000 Joden oppakten.
Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 55 sec.)
Media:
-
Nederlandse JodenjagersNiet alleen Duitsers zoeken naar joodse onderduikers. Ze kregen hulp van Nederlandse premiejagers van het Amsterdamse Bureau voor Joodse Emigratie die ongeveer 15.000 Joden oppakten.Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 55 sec.)Hollandse SchouwburgIn Amsterdam opgepakte Joden werden voor hun deportatie naar Westerbork door de SS bijeen gebracht in de Hollandsche Schouwburg. Klaartje de Zwarte beschrijft in haar dagboek hoe het daar toeging.Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 12 sec.)
De arrestatie
De lijdensweg van Klaartje de Zwarte-Walvisch begint bij haar arrestatie, op 22 maart 1943. Ze verwacht al maanden dat ze van huis kan worden gehaald, in Amsterdam
Zij en haar man hebben zich niet vrijwillig gemeld, maar ze hebben ook niet besloten om onder te duiken. Er komen twee mannen aan de deur om hen te arresteren. Die zijn afkomstig van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Het is vrijwel zeker dat het leden zijn van de Colonne Henneicke, de troep medewerkers van de Zentralstelle die sinds 1 maart 1943 op pad zijn gestuurd om Joden op te sporen.
Bij inlevering in de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan kunnen ze 7,50 gulden per arrestant aan premie tegemoet zien. Die Jodenjagers noemen zichzelf ‘rechercheurs’, want ze werken bij de recherche-afdeling van de Zentralstelle.
Volgens het dagboek zegt een van de mannen: ‘wij van de recherche’. In het dagboek staat precies beschreven hoe de arrestatie in zijn werk ging, en hoe de jodenjagers zich gedroegen.
Zo’n schriftelijke weergave is uniek. De vrouw legde haar bezoekers uit dat zij alleen met haar man in het huis woonde, maar ze werd niet geloofd:
'‘Dat is gelogen, jodin!’ raasde de kerel en hij beval me te gaan zitten. ‘Vooruit, ga daar in die stoel zitten.’ En hij wees me een fauteuil aan.
De vent was zo schofterig als maar kon en deed niets anders dan schelden, iets wat heel kalmerend op me werkte, want ik bleef staan, keek die kerel koud aan en zei: ‘Nee mijnheer, ik blijf staan. Nu ben ik nog in mijn eigen huis en hier ben ik tot nog toe zelf de baas geweest.’'
De vrouw en haar man moeten mee, eerst naar de gevorderde school aan het Adama van Scheltemaplein waar de jodenjagers kantoor houden.
Na een nacht in een overvolle gymnastiekzaal, met tientallen andere gearresteerde joden, moet het echtpaar naar de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam, schuin tegenover Artis.
Bronnen:
*Klaartje de Zwarte-Walvisch, 'Alles ging aan flarden. Het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch', tekst bezorgd door Ariane Zwiers, met een inleiding van Ad van Liempt (Amsterdam 2009)
*Klaartje de Zwarte-Walvisch (Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland)