Ambtenaren assisteren Duitsers
Politie, spoowegpersoneel en ambtenaren van het bevolkingsregister assisteerden de Duitsers bij de jodenvervolging, omdat het moet en 'liever wij, dan de Duitsers'. Klaartje de Zwarte over haar reis naar Westerbork.
Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 26 sec.)
Media:
-
Ambtenaren assisteren DuitsersPolitie, spoowegpersoneel en ambtenaren van het bevolkingsregister assisteerden de Duitsers bij de jodenvervolging, omdat het moet en 'liever wij, dan de Duitsers'. Klaartje de Zwarte over haar reis naar Westerbork.Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 26 sec.)Hollandse SchouwburgIn Amsterdam opgepakte Joden werden voor hun deportatie naar Westerbork door de SS bijeen gebracht in de Hollandsche Schouwburg. Klaartje de Zwarte beschrijft in haar dagboek hoe het daar toeging.Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 12 sec.)
Doorgangskamp Vught
Klaartje de Zwarte-Walvisch krijgt het advies om te proberen in Vught terecht te komen, in plaats van in Westerbork.
Uiteindelijk lukt dat, begin april betreedt ze het Konzentrationslager Herzogenbusch, een door de SS geleid kamp met een gemengde functie. Het is zowel strafkamp voor verzetslieden en voor mensen die onderduikers hebben gehuisvest; het heeft ook een vrouwenkamp, én er is ook een afdeling voor Joden. Er zijn zelfs enige transporten rechtstreeks vanuit Vught naar de vernietigingskampen gegaan.
Vught was voor de Joden een soort overloopkamp, te gebruiken als Westerbork overvol dreigde te worden. Klaartje de Zwarte slaagt erin gedurende de drie maanden dat ze er gevangen zit nauwgezet haar aantekeningen bij te houden.
Ze kan er haar verbazing en woede in kwijt, over het gedrag van haar medemensen, vooral de Nederlandse kampleidsters onder wie ze zwaar te lijden had:
‘Deze meiden die in het dagelijks leven doodgewone dienstboden waren geweest voelden zich in het kamp koning. Zagen er niets in om een vrouw een klap te geven en hadden de mensen in de barre kou met hun gezicht in het zand laten liggen en een paar uur de onmogelijkste dingen laten doen.
Deze mensen zorgden voor de beschaving der maatschappij. Zij zorgden mee voor een nieuw Europa. Ze imiteerden in alles de Duitse leidsters en maakten zich zeer bespottelijk.’
Het is opvallend hoe vaak mevrouw De Zwarte in haar dagboek uit Vught schrijft over het geweld dat tegen de gevangenen werd gebruikt. Ze beschrijft hoe vrouwen, na hun zware dagelijkse arbeid, ’s avonds opdracht kregen om urenlang stenen te sjouwen, terwijl bewakers en SS-officieren lachend toekeken. Veel vrouwen vielen bewusteloos neer.
Op een andere avond was Klaartje de Zwarte-Walvisch er getuige van hoe kampcommandant Karl Chmielevskiii opeens mannelijke gevangenen te lijf ging en in het gezicht sloeg. Ze vervolgt:
‘Kaarsrecht moesten de mannen blijven staan om de slagen in ontvangst te nemen. Verbluft stond ik toe te kijken. Ik had de commandant niet zien aankomen.
Een gevoel van walging ging door me heen toen ik dat zag en het niet langer kunnende aanzien draaide ik me om. Onder de gevangenen bevonden zich vele intellectuelen zoals doctoren, studenten en zo.
Wat ging er in deze mensen om als ze zo afgerost werden? O, wat was het toch een misdaad om als Jood geboren te zijn. Hebben wij daar inderdaad zo’n zonde aan begaan? Waar blijft onze redding? Hoe lang moeten we nog in dit pesthol blijven?’
Een dieptepunt in Vught deed zich voor op zondag en maandag 6 en 7 juni 1943. In een pamflet dat in het kamp werd verspreid stond de aankondiging dat alle joodse kinderen op transport werden gezet.
Vught was oorspronkelijk niet bedoeld voor kinderen, maar zo langzamerhand waren er steeds meer binnengekomen, uiteindelijk wel ruim over de duizend. In één grote actie besloot de kampleiding ze allemaal te deporteren. De kleintjes tot vier jaar vergezeld van hun moeder, de kinderen tussen vier en zestien vergezeld van één van de ouders. De andere ouder moest blijven.
De taferelen die zich rond dat transport hebben afgespeeld zijn hartverscheurend – ze waren al bekend uit diverse getuigenissen, onder andere uit het dagboek van de joodse student David Koker. Ook Klaartje de Zwarte was erbij, ze schrijft op wat ze ziet aan menselijke tragedies.
‘Zoals men wel eens onwillekeurig een stukje papier versnippert, zo werden harten en zielen verscheurd en uit elkaar gerukt. Alles ging aan flarden. Alles werd vertrapt. Elk hartje onverschillig of het klein of groot was, werd vertrapt, besmeurd en onherstelbaar verwoest.
Dit was beschaving. Dit was cultuur. Dit was het nieuwe Europa. Wanneer zal voor ons de verlossing komen? Waar blijft onze redding? Moeten we dan eerst allemaal ten onder zijn gegaan? Dit leed wat nu geleden wordt is toch al niet meer goed te maken?’
De transporten gingen via Westerbork naar Sobibor – niemand keerde terug. Veel joodse mannen hoorden pas later dat hun vrouw en kinderen waren weggevoerd.
Ze zaten in een van de Aussenkommandos waar ze hard moesten werken, en hadden dus geen contact met Vught. Ook de echtgenoot van Klaartje de Zwarte was het kamp uit, hij moest graafwerk doen in de buurt van Moerdijk, met honderden anderen.
Bronnen:
*Klaartje de Zwarte-Walvisch, 'Alles ging aan flarden. Het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch', tekst bezorgd door Ariane Zwiers, met een inleiding van Ad van Liempt (Amsterdam 2009)
*Klaartje de Zwarte-Walvisch (Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland)
Meer over dit onderwerp
Links
Locatie