7 - Oorlog in Indië
Indo's buiten kampen
Japanners stoppen de 150.000 Indo's (Indische Nederlanders) niet in kampen, ze beschouwen hen als Aziaten. Maar de positie van de Indo's was onzeker. Dagboek Hertha Hampel.
Bron: De Oorlog, deel 7 (1 min. 10 sec.)
Media:
-
Indo's buiten kampenJapanners stoppen de 150.000 Indo's (Indische Nederlanders) niet in kampen, ze beschouwen hen als Aziaten. Maar de positie van de Indo's was onzeker. Dagboek Hertha Hampel.Bron: De Oorlog, deel 7 (1 min. 10 sec.)
Indo-Europeanen buiten kampen
Indo-Europeanen (een groep van 120.000 à 200.000 mensen van Europees-Indonesische afkomst) werden niet geïnterneerd, maar ze moesten, buiten de kampen, wel erg op hun hoede zijn. Voor de Japanners, die een bedreiging voor ze vormden, maar ook voor de inlanders, die vaak niets met ze te maken wilden hebben.
De Japanners probeerden de Indo’s onder andere in het gareel te krijgen door een van hen als hun leider aan te stellen, P.F. Dahler. Hij had voor de Japanse bezetting bij de regeringsvoorlichtingsdienst gewerkt, hij kwam voort uit een marginale politieke groepering van Indo-Europeanen die zich distantieerden van het Nederlands moederland en aanstuurden op een onafhankelijk Indonesië. Dahler riep in interviews de Indo-Europeanen op om ‘zuivere Indonesiers’ worden. Degenen die dat niet wilden moesten als vreemdelingen in Indië worden beschouwd.
Om de loyaliteitsgedachte een impuls te geven besloot het Japanse militair bestuur dat de Indo’s gelijkgeschakeld moesten worden met de Indonesische bevolking.
Kinderen konden naar de Indonesische lagere scholen en Indische bankrekeninghouders zouden het recht krijgen een deel van hun tegoeden op te nemen. Ook zouden verzoeken om vrijlating van geïnterneerde Indische mannen gehonoreerd kunnen worden. Maar het haalde weinig uit.
Het overgrote deel van de Indo-Europeanen wees de gelijkschakeling met de Aziaten af. De Japanse geheime politie constateerde in een rapport van begin 1944 dat er met de Indo-Europeanen geen land te bezeilen was:
‘Hun uitlatingen en opvattingen tonen aan dat zij met hun anti-Japanse opvattingen niet van de Nederlanders verschillen. Het is noodzakelijk, deze tot ongehoorzaamheid neigende groep die de ware bedoelingen van ons zo welwillend militair bestuur niet begrijpt, streng te controleren. Niet minder noodzakelijk blijft het, de pro-geallieerde gevoelens met één slag te doen verdwijnen’.
Op bescheiden schaal is dat ook gebeurd. Er zijn duizenden jonge Indo’s opgepakt om voor de Japanners dwangarbeid te verrichten, maar het werkte allemaal averechts: de Japanners kregen ook op deze bevolkingsgroep geen vat.